Transkript anzeigen Abspielen Pausieren

Hans Dragendorff und Friedrich Koepp über dem Profil eines Lagergrabens in Haltern, Westfalen. (Archiv RGK)

Archäologenschule van Haltern None

Onderzoek en geschiedenis

De eerste opgravingen in Haltern duurden in totaal vijf dagen. Meer dan 120 jaar geleden, op 19 juni 1899, begon het archeologisch onderzoek van de Romeinse legerkampen. Tegenwoordig wordt de vindplaats in Haltern beschouwd als de grootste en best onderzochte militaire vindplaats in het hele Romeinse rijk uit de periode rond het begin van de jaartelling. Hier werd tevens de moderne opgravingstechniek tot internationaal geldende standaard doorontwikkeld.

De initiatiefnemers van de eerste opgraving in 1899 waren de in archeologie geïnteresseerde Halternse medische officier Dr. Alexander Conrads en de eerste directeur en voorzitter van de kort daarvoor opgerichte Altertumskommision für Westfalen, Dr. Friedrich Filippi. De archeologen richtten hun aandacht eerst op de Annaberg, waar de Pruisische majoor Friedrich Wilhelm Schmidt in 1838 al een Romeins fort had gelokaliseerd. De opgravers stuitten op een spitsgracht, waarvan in een volgende opgravingscampagne, in de herfst van 1899, het verloop en vorm als een driehoekig verdedigingssysteem kon worden vastgesteld.

Reeds in het volgende jaar en, met onderbrekingen, tot op de dag van vandaag, volgden grotere en kleinere opgravingscampagnes. Na invoering van de Monumentenwet in NRW, in 1980, werd het hele gebied in 1987 tot beschermd gebied verklaard. Sindsdien heeft LWL-Archäologie für Westfalen alleen specifiek die plaatsen onderzocht die door bouwmaatregelen met vernietiging worden bedreigd.

De archeologen hebben vanaf dat moment minstens zeven militaire installaties ontdekt en onderzocht. Deze omvatten het hoofdkamp ten noorden van de Lippe, verschillende mars- en veldkampen, een pottenbakkerij en een begraafplaats, de legerplaats op de Annaberg en een marinebasis aan de oevers van de Lippe, het zogenaamde oostkamp.

Rekonstruktion Kline Haltern

Het oude museum in Haltern, geopend in 1907

Opgravingen "Am Wiegel": staand Alexander Conrads, zittend links Alexander Conze, rechts Carl Schuchhardt, 1899

Opgravingen "Am Wiegel": staand Alexander Conrads, zittend links Alexander Conze, rechts Carl Schuchhardt, 1899

Friedrich Koepp (links) en Hans Dragendorff boven het profiel van een spitsgracht van het oeverfort "Auf der Hofestatt"

Friedrich Koepp (links) en Hans Dragendorff boven het profiel van een spitsgracht van het oeverfort "Auf der Hofestatt"

Haltern en Aliso?

“Erkenning verdient ook de moed van de kampprefect L. Caedicius en degenen die met hem in Aliso waren omsingeld en belegerd door enorme massa's Germanen. Na het overwinnen van alle moeilijkheden ... wachtten ze op het juiste moment en gingen toen met het zwaard in de hand terug naar de hunnen.

C. Velleius Paterculus, Romeins officier en historicus, begin 1e eeuw n. Chr., ROMEINSE GESCHIEDENIS II 120, 4

Na de Varusslag veroverden de Germanen alle militaire bases op de rechteroever van de Rijn - met uitzondering van één kamp genaamd Aliso. Aangevallen door Germanen, weerstonden de resterende overgebleven troepen het beleg. Uiteindelijk slaagden ze er zelfs in om door te breken naar de Rijn.

Deze gebeurtenissen werden opgetekend in verschillende Romeinse bronnen. Nadat in 1816 de eerste Romeinse vondsten in Haltern aan het licht kwamen, kwam Haltern al snel onder "Aliso-verdenking" te staan. 60 jaar later noemde Carl Schuchhardt, één van de toonaangevende archeologen van zijn tijd, Haltern zelfverzekerd "Aliso" in zijn Gids door de opgravingen.

Was Haltern echt Aliso? Er is veel voor te zeggen. Voor de zuidelijke en oostelijke poorten van het hoofdkamp vonden archeologen palissaden als extra barrières en de overblijfselen van verdedigingswapens. Dit en het massagraf in de werkput van een aardewerkoven voor het kamp duiden erop dat de aanval met succes werd afgeslagen - en suggereren daarmee dat het hier om het standvastige Aliso gaat.

Archeologenschool van Haltern

De ontdekking van het paalgat

"Pas sinds Haltern is bekend dat niets zo permanent is als een gat, en dat bodemverkleuringen in de grond dezelfde documentatiewaarde hebben als de manuscripten van historici." (Rudolf Pörtner, 1959)

Na de eerste opgraving in 1899 werkten vele bekende archeologen in Haltern, zoals F. Koepp, H. Dragendorff, G. Kropatschek, S. Loeschcke, E. Ritterling en C. Schuchhardt. Niet voor niets wordt voor deze fase van de opgravingen de term 'archeologenschool' bedacht.

Voor het eerst worden verkleuringen in de bodem als sporen van voormalige gebouwen of sloten herkend, zorgvuldig blootgelegd en gedocumenteerd. De destijds ontwikkelde methoden zijn nu verfijnd en worden nog steeds gebruikt bij opgravingen over de hele wereld.

Museum voor Haltern

De allereerste opgravingen trokken reeds grote publieke belangstelling en slechts een jaar later, in 1900, richtte de Verein für Geschichts- und Altertumskunde in Haltern in Westfalen voor de vele vondsten op het terrein een tijdelijk museum in in de oude rectoraatsschool.

In 1906 werd begonnen met de bouw van een permanent museum dat op 12 augustus 1907 werd geopend onder de naam "Römisch-Germanisches Museum". Op 9 maart 1945 werd het bij een bomaanslag volledig verwoest. Ongeveer een derde van de collectie ging verloren.

In 1985 besloot de Landschaftsverband Westfalen-Lippe tot de bouw van een nieuw gebouw. Het huidige LWL-Römermuseum werd op 25 november 1993 geopend. Het bevindt zich op de plek van het Romeinse legerkamp en doet met zijn spitse daken denken aan de tenten van de legionairs.